Statushouders naar Europese krimpgebieden

Nederland staat voor een dilemma van formaat: een chronisch tekort aan woningen botst met de plicht om statushouders een veilig onderkomen te bieden. Terwijl de wachtlijsten voor een betaalbare woning langer worden en gemeenten worstelen met hun taakstelling, kijken we naar een ander, minder zichtbaar probleem in Europa: de stille leegloop. In landen als Bulgarije, Roemenië, Letland, Litouwen en diverse regio's in Spanje, Portugal en het voormalige Oost-Duitsland krimpt de bevolking. Huizen staan leeg, de arbeidsmarkt vergrijst en lokale voorzieningen dreigen daar te verdwijnen. Zou het mogelijk zijn om deze twee uitdagingen met elkaar te verbinden? Het idee is even eenvoudig als potentieel baanbrekend: laten we statushouders de kans bieden om een nieuw leven op te bouwen in die Europese regio's die juist snakken naar nieuwe inwoners. Dit bepleit ik nadrukkelijk niet als een formeel gedwongen maatregel, maar als een vrijwillig programma voor statushouders zonder goede huisvesti...

Waarom we “nutteloze” wetenschap moeten koesteren


Het “nut” van wetenschap is een belangrijk argument voor de financiering van wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappers worden aangemoedigd om onderzoek te doen dat een duidelijke maatschappelijke of economische impact heeft. De Nationale Wetenschapsagenda is daar een uitdrukking van. De overheid subsidieert via de NWO vooral projecten of programma’s die zijn bedoeld om de economische of maatschappelijke impact van het onderzoek te vergroten en te versnellen. Dus het moet vooraf bepaald nut hebben. 

Dit is begrijpelijk. Wetenschap moet ten goede komen aan de samenleving. Wetenschappelijk onderzoek kan bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen, zoals klimaatverandering, armoede en ziekte. Het kan ook leiden tot nieuwe technologieën en innovaties die de economie stimuleren en ons leven verbeteren.

Toch is het nut van wetenschap niet altijd voorspelbaar. Veel doorbraken in de vooruitgang van het denken voor de mensheid zijn ontstaan door toevallige ontdekkingen. Door wetenschappelijk onderzoek zonder vooraf gedefinieerd nut.


Een bekend voorbeeld is de ontdekking van penicilline. In 1928 ontdekte de Schotse bacterioloog Alexander Fleming per ongeluk dat een schimmel, Penicillium notatum, bacteriën kon doden. Fleming had geen idee dat hij een medicijn had ontdekt dat een revolutie zou teweegbrengen in de behandeling van infecties.

Een ander voorbeeld is de ontdekking van röntgenstraling. In 1895 ontdekte de Duitse natuurkundige Wilhelm Röntgen dat een nieuw type straling door de huid kon dringen en een beeld kon maken van de botten en organen van het lichaam. Röntgen had geen idee dat hij een baanbrekende nieuwe technologie had ontdekt.

Deze voorbeelden laten zien dat toeval een belangrijke rol kan spelen in wetenschappelijk onderzoek. Het is niet altijd mogelijk om vooraf te voorspellen welke onderzoeksresultaten tot nuttige toepassingen zullen leiden.

Natuurlijk is het belangrijk om wetenschappelijk onderzoek te doen dat een duidelijke maatschappelijke of economische impact heeft. Maar toevallige ontdekkingen kunnen leiden tot doorbraken die we nooit hadden kunnen voorzien.

Het is niet altijd mogelijk om vooraf te voorspellen welke onderzoeksresultaten tot nuttige toepassingen zullen leiden.

Daarom is het belangrijk om ruimte te laten voor wetenschappelijk onderzoek zonder vooraf gedefinieerd nut. Onderzoek door de wetenschap zonder vooraf bepaald “nut” moeten we koesteren!


Reacties